Uit het boek: Een bijzonder huis op een bijzondere plek, het Van de Perrehuis in Middelburg en zijn omgeving. De
abdijbrouwerij naast de grote hof van de Abdij werd na de overgang van Middelburg nog een aantal jaren
door particulieren geëxploiteerd. Op 28 feb. 1574, enkele dagen na de overgang, gaf prins Willem aan Lenart Queryns
te Brouwershaven een beschikkingsrecht over de brouwerij waarvan de aard niet duidelijk is. (ZA, archief Rekenkamer
B 24292, 24641) Het werd enige jaren later niet meer als een recht van eigendom beschouwd; mogelijk was het een
exploitatierecht. De Prins heeft de beschikking vermoedelijk op grond van oorlogsrecht genomen. In de periode 1574
tot 1576 werd de brouwerij geëxploiteerd door de huurster Catelyne in de Roose, weduwe van Cornelis van Overbeke,
die er ook woonde. Bij de brouwerij was toen een vermoedelijk met stro gedekte rosmolen. In 1578 droeg Lenart
Queryns het aan hem verleende recht op de brouwerij over aan de brouwer Sem van der Does. Enkele dagen later
verhuurde de rentmeester voor de geconfisqueerde goederen het huis en de brouwerij voor zestien jaar aan Sem van
der Does. De huur werd voortijdig beëindigd, want op 9 april 1593 verkochten de tresoriers van de stad de erven en
huizingen tegenover het plein van de Balans die de brouwerij geweest waren welke Sem eertijds van de Gemene Zaak
gehuurd had. Ook met betrekking tot deze geconfisqueerde goederen heeft de stad haar eigendomsclaim gerealiseerd
door ondanks de huurovereenkomst tussen de Gemene Zaak en Sem over de goederen te beschikken.
Uit het cohiergeld van 1576: op de Burcht, tegenover de Abdij poort het huis met de brouwerye bewoond als huurder
de wed. van Corn. van Overbeecke. (Daarnaast) de 'hovinghe' van de minnebroeders met de brouwerye, bewoond als
eigenaar David Somer (In het 1e deel van de Zel. Ill. van Lantsheer en Nagtglas lezen wij op blz. 312 dat in de rekening
van P. van den Baerse staat dat de boomgaard van de Minnebroeders aan David Somers verkocht zou zijn. Nagtglas
twijfelt er aan of hiermede niet een erf van het bogardenklooster bedoeld is. De erven van het minnebroederklooster zijn
door de stad in bezit genomen en aan particuliere personen uitgegeven, voor zover zij niet voor het maken van de
Bogaardstraat en de Herenbeurs hebben moeten dienen.
In 1592 was er in de Minderbroederstraat een brouwerij. Volgens Kesteloo zal dit de Bogardstraat geweest zijn.
Volgens Dommisse is dit niet waar. Deze laatste schrijft: behalve de Brouwerspoort heeft men nog een steegje in de
Bogardstraat, dat blind loopt. Dit kan mede een aanwijzing geven tot hoe ver daar de abdijparochie strekte en de
Noordmonsterparochie begon. Waarchijnlijk bevinden wij hier de in de stadsrekeningen voorkomende Minnebroeders
straat. Later heeft deze gediend tot uitgang voor een brouwerij op de Balans, vermeld in het kohier van de 100sten
penning van het jaar 1576. Hierin staat verder dat het huis naast de Abdijpoort bewoond de Baljuw Rollema, waar
heden de Waterstaat gevestigd is. Daarop volgt het huis met de brouwerij daarover (over Rollema) van de wed. van
Corn. Van Overbeeke. Dit kan, om de omvang van een brouwerij, niet zijn D 5, noch D 7, maar heeft men te zoeken in
het ruime perceel D6, (thans Balans nr 11)
Rechts op de tekening is de
brouwerij van Cornelis
Overbeke te zien.
Z.n. aan de Balans