Op de kaart nr 3 uit: Onderzoek naar de eerste omwalling en omgeving der Stad Middelburg, door P.K. Dommisse, in Archief Z.G.W. 1904, is een tekening met daarop geschreven Brouwerij met het jaartal 1481. Deze brouwerij stond aan de rechterkant in de Vogelstraat, gezien vanuit de Lange Delft. In 1483 werd van Gilles den brouwer de brouwerij in het Vogelstraatje gekocht voor 40 ponden Vlaams, om aldaar school te houden, uit Kesteloo. Volgens Dommisse is het Vogelstraatje het Reigerstraatje. In de achtergevel is bij een restauratie van A 81 en 82 een steen herplaatst met het jaartal 1483.                                       
Den Anker
Uit het boek: Een bijzonder huis op een bijzondere plek, het Van de Perrehuis in Middelburg en zijn omgeving. De abdijbrouwerij naast de grote hof van de Abdij werd na de overgang van Middelburg nog een aantal jaren door particulieren geëxploiteerd. Op 28 feb. 1574, enkele dagen na de overgang, gaf prins Willem aan Lenart Queryns te Brouwershaven een beschikkingsrecht over de brouwerij waarvan de aard niet duidelijk is. (ZA, archief Rekenkamer B 24292, 24641) Het werd enige jaren later niet meer als een recht van eigendom beschouwd; mogelijk was het een exploitatierecht. De Prins heeft de beschikking vermoedelijk op grond van oorlogsrecht genomen. In de periode 1574 tot 1576 werd de brouwerij geëxploiteerd door de huurster Catelyne in de Roose, weduwe van Cornelis van Overbeke, die er ook woonde. Bij de brouwerij was toen een vermoedelijk met stro gedekte rosmolen. In 1578 droeg Lenart Queryns het aan hem verleende recht op de brouwerij over aan de brouwer Sem van der Does. Enkele dagen later verhuurde de rentmeester voor de geconfisqueerde goederen het huis en de brouwerij voor zestien jaar aan Sem van der Does. De huur werd voortijdig beëindigd, want op 9 april 1593 verkochten de tresoriers van de stad de erven en huizingen tegenover het plein van de Balans die de brouwerij geweest waren welke Sem eertijds van de Gemene Zaak gehuurd had. Ook met betrekking tot deze geconfisqueerde goederen heeft de stad haar eigendomsclaim gerealiseerd door ondanks de huurovereenkomst tussen de Gemene Zaak en Sem over de goederen te beschikken. Uit het cohiergeld van 1576: op de Burcht, tegenover de Abdij poort het huis met de brouwerye bewoond als huurder de wed. van Corn. van Overbeecke. (Daarnaast) de 'hovinghe' van de minnebroeders met de brouwerye, bewoond als eigenaar David Somer (In het 1e deel van de Zel. Ill. van Lantsheer en Nagtglas lezen wij op blz. 312 dat in de rekening van P. van den Baerse staat dat de boomgaard van de Minnebroeders aan David Somers verkocht zou zijn. Nagtglas twijfelt er aan of hiermede niet een erf van het bogardenklooster bedoeld is. De erven van het minnebroederklooster zijn door de stad in bezit genomen en aan particuliere personen uitgegeven, voor zover zij niet voor het maken van de Bogaardstraat en de Herenbeurs hebben moeten dienen. In 1592 was er in de Minderbroederstraat een brouwerij. Volgens Kesteloo zal dit de Bogardstraat geweest zijn. Volgens Dommisse is dit niet waar. Deze laatste schrijft: behalve de Brouwerspoort heeft men nog een steegje in de Bogardstraat, dat blind loopt. Dit kan mede een aanwijzing geven tot hoe ver daar de abdijparochie strekte en de Noordmonsterparochie begon. Waarchijnlijk bevinden wij hier de in de stadsrekeningen voorkomende Minnebroeders straat. Later heeft deze gediend tot uitgang voor een brouwerij op de Balans, vermeld in het kohier van de 100sten penning van het jaar 1576. Hierin staat verder dat het huis naast de Abdijpoort bewoond de Baljuw Rollema, waar heden de Waterstaat gevestigd is. Daarop volgt het huis met de brouwerij daarover (over Rollema) van de wed. van Corn. Van Overbeeke. Dit kan, om de omvang van een brouwerij, niet zijn D 5, noch D 7, maar heeft men te zoeken in het ruime perceel D6, (thans Balans nr 11)
Rechts op de tekening is de brouwerij van Cornelis Overbeke te zien.
Z.n. aan de Burcht/Balans
Z.n. in de Abdij
In 1514 kwam er een brouwerij in de Abdij volgens Kesteloo. De gewezen brouwer Gillis van de gewezen brouwerij den Anker werd daarna brouwer in de Abdij. De brouwerij was gezien vanuit de St. Pieterstraat rechts naast de ruimte van de Proost gelegen. In 1524 moest Gillis de Brouwer in 't Nederhof van de Abdij jaarlijks  aan de gemeente 2 schellingen betalen over de huur van De Cleen Vatt, liggende aan de noordzijde van de ingang van de brouwerij van de Abdij. In de rekening van de Proost, heer Floris, over 1535 komt een post voor voor levering van bier aan de Abdij door Gillis den brouwer in ’t Nederhof van het Abdij, volgens Archief 1904, p. 26. Jan Reymaer bier leverde bier aan het gasthuis in 1558-1559. De brouwer Jan Reijnaertsz beklaagde zich in mei 1562, volgens inv.nr 2295 van het oud archief van Middelburg, zich bij reguest aan de Koning over de moeilijkheden bij de levering van bier, ten behoeve van Zijne Majesteit, hem door de regering der stad in de weg gelegd. Door deze brouwer was al het bier geleverd, bestemd voor de Koning en het volk, dat uit Zeeland naar Spanje, voor die van de Koning, voor de tocht, geordonneerd naar Bretagne en voor de Spaanse soldaten met Kerstmis 1560 vertrokken. Zijn bier duurde het langst zonder verzuren. Nu was hij door de regering van Middelburg genoodzaakt om van iedere ton, die hij aan de schepen leverde, een stuiver voor de kwaden plak en een halve stuiver overslaggeld te betalen. Bovendien had hij alle accijnzen betaald. Zijn grief was hoofdzakelijk gericht tegen bedoelde ongelden, die hij beweerde, dat geheven werd zonder octrooi of toestemming van de Koning, wiens schepen ook vrij zijn van tol- en passagegelden. De zaak werd gebracht voor de Grote Raad te Mechelen. In 1562 had de bisschop stallen nodig en de vicaris Jan van Strien een woning. De “oude firnerie” door Gillis en zijn opvolger werd afgebroken. 
Gedeelte van een artikel uit de Middelburgsche Courant van 31 oktober 1925.
Z.n. bij de Abdij Volgens de stadsrekening van 1592 huurde de stad van Hans Stichelbout voor 12 ponden de brouwerij bij de Abdij.